Volleybal in het betonnen tijdperk

In openlucht volleyballen had zijn nadelen maar ook zijn voordelen.
Voordeel in die zin dat we naarstig op zoek gingen naar een binnen-locatie. We vonden onderdak, letterlijk en figuurlijk, in de garage van Jos Janssens in de Zandstraat. We noteren zomer 1972.
Nadeel was dat de garage nog maar net onder dak stond en als we binnen wilden spelen bij aanvang van het nieuwe seizoen dat we dan de mouwen moesten opstropen .

Later zal blijken dat sporthallen bouwen een van onze specialiteiten zou worden en als een rode draad door ons volleyballeven zou blijven lopen. De betonnen sportvloeren daarentegen zouden ons nog een tiental jaren blijven achtervolgen.

Dit zal duidelijk worden met volgende anekdotes uit die periode.


Een van de eerste jobs in de om te bouwen garage was het aanleggen van de vloer. Geld voor nieuwe sportvloer hadden we niet. Maar zoals gewoonlijk lag de oplossing vlakbij. De E34 autoweg werd net aangelegd en toevallig kenden we de aannemer die bereid werd gevonden om elke avond de overschotjes naar ons te brengen. Dit liep geweldig, elke avond op post om enkele meters beton glad te strijken. Tot... op een avond er zoveel beton gekapt werd, dat niettegenstaande nachtwerk en onder het licht van onze auto's, de beton niet meer echt glad te strijken was. Voor ons niet onoverkomelijk maar al snel bleek dat de tegenstanders (vooral die van 't stad) het daarop niet begrepen hadden.

Liters vloerverf erover, maar die hobbelvlek bleef ons parten spelen.

Enkele jaren later, en na controle door de homologatiecommissie, hebben we er dan toch maar een chape overgetrokken.

Ook de "stoof " op vuil olie was een attractie. Eenmaal in gang en de rook opgetrokken, was het gezellig vertoeven rond de ronkende en gloeiende kachel met een pintje in de hand. Toen reeds hadden we een toog in de zaal staan.

Sportief liep het steeds beter met 2 herenploegen en 1 damesploeg in competitie.

Louis Peeters (nonkel van...) werd voorzitter en haalde meteen een dikke en onze eerste sponsor binnen. 50.000 BEF. Voor die tijd, voor ons toch, een immens bedrag.  

Prompt veranderden wij onze naam in Meublo Zoersel en speelden we voortaan in bruine broekjes en gele shirts met daarop " MEUBLO" . Onder deze naam zijn we dan ook wijd en zijd bekend geraakt.

Heren 1 speelde kampioen in 2de provinciale met trainer-speler Staf Van Mierlo die was overgekomen van het toenmalige grote Rebels Lier.

Spelers van toen voor zover we ons herinneren waren o.a. Herman Van Peer, Luc Van Langenhove, Hugo Meeusen, Pol Stynen en de nog steeds onverslijtbare Jan Van Dijck.

De sporthal-garage had minimale afmetingen. De lijnen zaten vlak bij de muren en het plafond was laag. De speelruimte was klein, maar we wisten niet beter. Vaak hadden we trouwens voordeel van de situatie. Een tegenstander die gewend was in een wat ruimere zaal te spelen, had meer moeite met de miniruimte en met supporters die compleet tegen de zijlijnen stonden. Opslaggever stond tussen de supporters. Al goed dat de sprongopslag nog niet uitgevonden was. Toppers zoals tegen Heidesmash Nijlen deed bij wijze van spreken heel de Zandstraat daveren.

Van een douche na de wedstrijd had nog niemand gehoord. Even het zweet van het voorhoofd vegen, het hoofd in een baddeke koud water en hup aan den toog.

Kortom volleybal zat in de lift en er werd zelfs een jeugdwerking opgestart olv Mil Van Dijck, licentiaat L.O. Daarmee waren wij tevens bij de eersten in de provincie met een degelijke jeugdwerking en gediplomeerde jeugdtrainer.

Een van de eerste jeugdspelers was “den Broeke”, die vele jaren als secretaris van VC Zoersel fungeerde.

Opleiden van jeugd, zowel meisjes als jongens, was en is nog steeds een van de belangrijkste prioriteiten van onze club.

Pas vele jaren later is er ook op provinciaal vlak enige vooruitgang geboekt met een degelijke jeugdcompetitie.

Echter gingen meer en meer ploegen hun beklag doen bij het toenmalige PK en kregen we verbod nog langer in onze garage-sporthal te spelen. We spreken hier over 1977.

Ons liedje was bijna uitgezongen. De 1ste herenploeg werd noodgedwongen opgedoekt en de overige ploegen haspelden in Westmalle de competitie af.

Onder impuls van Guido De Houwer, die het roer had overgenomen, werden plannen gesmeed om in de Kapelstraat een sporthal(letje) te bouwen. Bouwgrond kregen wij van het toenmalige gemeentebestuur. Financieel (toentertijd ca 1 miljoen BEF) was het een enorm risico maar de drang om te kunnen blijven volleyballen was te groot en dus staken we nog maar eens de handen uit de mouwen. De financiële last hebben we jaren meegezeuld en om de eindjes aan mekaar te knopen hebben we tombola's, kwissen, fuiven, zelfgebakken vlaaien verkocht, tornooien enz. georganiseerd.

In juni 1978 werd begonnen met de bouw van onze eigen sporthal, met geleend geld van eigen leden, van de pastoor en van sympathisanten en met de hulp van veel bereidwillige handen. Op goed drie maanden tijd stond er een sporthal in de Kapelstraat met alles er op en eraan. Kleedkamers met douches, toiletten en een kantine. Wat een luxe voor die tijd.

Voor de aanleg van een sportvloer was er geen budget meer en werd het de onvermijdelijke betonvloer. Ditmaal gepolijst en vlak, maar .... later zou blijken dat ook deze vloer ons weerom parten zal spelen.

In september 1978 werd met de nodige trots de sporthal geopend en begon het eigenlijke succesverhaal van VC Zoersel.